ECLI:NL:RVS:2022:2009
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenrecht inzake verblijfsvergunning asiel en indirect refoulement
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.H. van der Linden, tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 30 september 2021. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 juli 2021 niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdelingen ongegrond, waarop zij hoger beroep instelden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 15 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2009, de rechtsvraag over het risico op indirect refoulement van Syrische vreemdelingen bij een overdracht aan Denemarken krachtens de Dublinverordening behandeld. De Afdeling concludeert dat de eerste grief van de vreemdelingen slaagt, wat betekent dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen worden alsnog gegrond verklaard.
De Raad van State vernietigt de besluiten van de staatssecretaris van 2 juli 2021 en veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.