ECLI:NL:RVS:2022:1939

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
202006483/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 8 juli 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van twee vreemdelingen, afkomstig uit Afghanistan, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren op 9 september 2020 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 27 november 2020 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling heeft in haar overwegingen aangegeven dat de situatie in Afghanistan, waar de taliban in de zomer van 2021 aan de macht zijn gekomen, van invloed kan zijn op de terugkeer van de vreemdelingen. De staatssecretaris is verplicht om nader onderzoek te doen naar de gevolgen van deze situatie voor de vreemdelingen. Gelet op deze omstandigheden heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van de staatssecretaris van 9 september 2020 vernietigd. Dit betekent dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moet nemen, waarbij hij rekening houdt met de veranderde situatie in Afghanistan.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.

Uitspraak

202006483/1/V2.
Datum uitspraak: 8 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 november 2020 in zaken nrs. NL20.16951, NL20.16953, NL20.16955 en NL20.18729 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 9 september 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 27 november 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft een schriftelijke vraag aan de staatssecretaris gesteld. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen komen uit Afghanistan. Uit algemene nieuwsberichten volgt dat daar in de zomer van 2021 een ingrijpende wijziging van het regime heeft plaatsgevonden. De taliban zijn aan de macht gekomen in Afghanistan. Vooralsnog is onduidelijk welke gevolgen dat voor de vreemdelingen kan hebben als zij naar dat land terugkeren. De staatssecretaris zal daarnaar nader onderzoek moeten doen. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de rechtbank vernietigen, de beroepen gegrond verklaren en de besluiten van 9 september 2020 vernietigen, zodat de staatssecretaris nieuwe besluiten kan nemen, waarbij hij de veranderde situatie in Afghanistan moet betrekken.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 november 2020 in zaken nrs. NL20.16951, NL20.16953, NL20.16955 en NL20.18729;
III.      verklaart de beroepen gegrond;
IV.      vernietigt de besluiten van 9 september 2020, V-[…], V-[…], V-[…] en V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van de beroepen en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2022
309-968