202106393/2/V6.
Datum uitspraak: 20 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen het besluit van 25 augustus 2021, kenmerk Z1-41002550666, in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2011 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het Nederlanderschap van [verzoeker] ingetrokken.
Bij besluit van 25 augustus 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris is in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting te geven.
Overwegingen
1. Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap worden opgeschort totdat op het beroep is beslist. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de intrekking van het Nederlanderschap tot gevolg heeft dat hij niet meer in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, hij zijn paspoort en die van zijn twee minderjarige kinderen moet inleveren, hij geen toegang meer heeft tot de gezondheidzorg terwijl hij wegens gezondheidscomplicaties afhankelijk is van medicatie en medische zorg, hij vreest dat zijn werkgever zijn dienstverband zal beëindigen en hij zijn huisvesting niet meer kan bekostigen.
2. Gelet op wat [verzoeker] heeft aangevoerd en omdat de staatssecretaris geen belangen heeft gesteld die nopen tot afwijzing van het verzoek, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen. Niet valt in te zien dat de staatssecretaris de uitspraak in de bodemzaak niet kan afwachten.
3. Het verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen. De intrekking van het Nederlanderschap wordt geschorst totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 december 2011 en het besluit van 25 augustus 2021, kenmerk Z1-41002550666;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 270,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2022
670-954.