ECLI:NL:RVS:2022:1817
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 1 juli 2019 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 15 mei 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 23 juli 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 juni 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen nieuwe vragen bevat die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De rechtsvragen die aan de orde zijn, zijn eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de beslissing van de rechtbank blijft in stand.