ECLI:NL:RVS:2022:1812
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 juli 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 24 maart 2020 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 9 juni 2020 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar de rechtbank heeft bij mondelinge uitspraak op 4 februari 2021 het verzet ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 juni 2022 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzet van de vreemdeling, en dat tegen zo’n uitspraak geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Afdeling heeft geoordeeld dat de aangevoerde gronden in hoger beroep geen reden zijn om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.