ECLI:NL:RVS:2022:1809

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
202203734/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 24 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een verzoek om een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag. De rechtbank had op 7 juni 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om uiterlijk op 9 augustus 2022 een besluit te nemen. Tevens was er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,00.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris vroeg de voorzieningenrechter om de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplichtte de staatssecretaris niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak zou geen onomkeerbare gevolgen hebben.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 24 juni 2022.

Uitspraak

202203734/2/V1.
Datum uitspraak: 24 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 juni 2022 in zaak nr. NL22.5882 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
De vreemdeling heeft tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 7 juni 2022 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, bepaald dat de staatssecretaris uiterlijk op 9 augustus 2022 alsnog een besluit op de aanvraag bekendmaakt en aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag dat hij die termijn overschrijdt, met een maximum € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Kamminga, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Kamminga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022
941