ECLI:NL:RVS:2022:1807

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
202202457/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak rechtbank

Op 27 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door vreemdelingen die eerder op 28 februari 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te horen hadden gekregen dat hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling waren gesteld. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, hebben tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 14 april 2022 de beroepen ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan op het hoger beroep van de vreemdelingen, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 juni 2022, en de beslissing is genomen door mr. D.A. Verburg, met mr. R.H.L. Dallinga als griffier.

Uitspraak

202202457/2/V3.
Datum uitspraak: 27 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor haar minderjarige kind, [vreemdeling 3],
verzoekers.
Procesverloop
Bij besluiten van 28 februari 2022 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 14 april 2022 in zaken nrs. NL22.3675 en NL22.3677 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van vandaag heeft de Afdeling op het hoger beroep van de vreemdelingen beslist. Daarom wordt geen voorlopige voorziening getroffen.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2022
18-967