ECLI:NL:RVS:2022:1790
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 april 2022 had geoordeeld dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van een vreemdeling. De rechtbank had de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.442,00 en had bepaald dat hij binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moest nemen. De staatssecretaris stelde dat hij een besluit had genomen op 12 april 2022, maar verzocht de voorzieningenrechter om de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat het hoger beroep was behandeld.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris geen spoedeisend belang had aangetoond dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank zou rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen zou hebben en dat de staatssecretaris geen andere dringende redenen had aangevoerd. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de staatssecretaris in asielzaken en de noodzaak om tijdig beslissingen te nemen, evenals de rol van de voorzieningenrechter in het waarborgen van de rechtsbescherming van vreemdelingen.