ECLI:NL:RVS:2022:1787

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
202203464/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot inbewaringstelling van een vreemdeling

Op 21 april 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 25 mei 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 1 juni 2022, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum bij de Raad van State ontvangen. De vreemdeling heeft aangevoerd dat er redenen zijn om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, maar de Raad van State heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De envelop waar het hogerberoepschrift in zat, toonde aan dat deze pas op 9 juni 2022 bij de Raad van State is afgegeven, wat na de deadline was. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder leiding van mr. N. Verheij, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.

Uitspraak

202203464/1/V3.
Datum uitspraak: 23 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 25 mei 2022 in zaak nr. NL22.8293 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 25 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 1 juni 2022. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. Uit de envelop blijkt namelijk niet dat het hogerberoepschrift op 1 juni 2022 op de post is gedaan. Wel dat deze op 9 juni 2022, dus na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep, bij de Raad van State afgegeven.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2022
644