ECLI:NL:RVS:2022:1787
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot inbewaringstelling van een vreemdeling
Op 21 april 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. Op 25 mei 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 1 juni 2022, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum bij de Raad van State ontvangen. De vreemdeling heeft aangevoerd dat er redenen zijn om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, maar de Raad van State heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De envelop waar het hogerberoepschrift in zat, toonde aan dat deze pas op 9 juni 2022 bij de Raad van State is afgegeven, wat na de deadline was. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder leiding van mr. N. Verheij, in aanwezigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.