ECLI:NL:RVS:2022:1784

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
202203066/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 april 2022 het beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris had behandeld. De rechtbank had het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, omdat deze had nagelaten een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De staatssecretaris had de vreemdeling op 17 september 2021 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, maar was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. In de overwegingen werd benadrukt dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen gevolgen heeft die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Bovendien werd opgemerkt dat de staatssecretaris al een besluit op de aanvraag had genomen en dat er geen ander spoedeisend belang was gesteld dan het verbeuren van een dwangsom. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de staatssecretaris en de vreemdeling niet opwogen tegen de noodzaak om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren.

De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het verzoek. De kosten zijn vastgesteld op € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

Uitspraak

202203066/2/V2.
Datum uitspraak: 23 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 22 april 2022 in zaak nr. NL21.11403 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij uitspraak van 22 april 2022 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk verklaard en het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 september 2021, gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, voor zover daarbij is nagelaten een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Verder heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een dwangsom heeft verbeurd van € 1.442,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. Uitvoering van de uitspraak heeft geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter in het bijzonder dat de staatssecretaris op 17 september 2021 al een besluit op de aanvraag heeft genomen en dat hij geen ander spoedeisend belang heeft gesteld dan het verbeuren van een dwangsom.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Baldinger
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2022
897