ECLI:NL:RVS:2022:1784
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 april 2022 het beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris had behandeld. De rechtbank had het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, omdat deze had nagelaten een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De staatssecretaris had de vreemdeling op 17 september 2021 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, maar was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. In de overwegingen werd benadrukt dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen gevolgen heeft die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Bovendien werd opgemerkt dat de staatssecretaris al een besluit op de aanvraag had genomen en dat er geen ander spoedeisend belang was gesteld dan het verbeuren van een dwangsom. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de staatssecretaris en de vreemdeling niet opwogen tegen de noodzaak om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren.
De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het verzoek. De kosten zijn vastgesteld op € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.