ECLI:NL:RVS:2022:1781

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
202203068/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid

Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 21 april 2022 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. De rechtbank had op 22 april 2022 het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard en de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.442,00. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris geen spoedeisend belang had gesteld dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank zou belemmeren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de uitvoering van de uitspraak geen gevolgen heeft die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt en dat de staatssecretaris op 21 april 2022 al een besluit had genomen op de aanvraag. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202203068/2/V2.
Datum uitspraak: 23 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 22 april 2022 in zaak nr. NL22.2074 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij uitspraak van 22 april 2022 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, gegrond verklaard. Verder heeft de rechtbank het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een dwangsom heeft verbeurd van € 1.442,00 en dat hij binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag neemt. De rechtbank heeft daarnaast bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 100,00 voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris, in ieder geval, tot het moment van het sluiten van het onderzoek ter zitting op 7 april 2022, geen besluit op de asielaanvraag heeft genomen en dat daarmee vaststaat dat verweerder niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist. De vreemdeling heeft de staatssecretaris tijdig in gebreke gesteld.
2.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
3.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. Uitvoering van de uitspraak heeft geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter in het bijzonder dat de staatssecretaris op 21 april 2022 al een besluit op de aanvraag heeft genomen en dat hij geen ander spoedeisend belang heeft gesteld dan het verbeuren van een dwangsom.
4.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Baldinger
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2022
897