ECLI:NL:RVS:2022:1771
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris
Op 22 april 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Tevens is bepaald dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten en is er een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. Op 27 mei 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd voor zover het betreft het terugkeerbesluit en het inreisverbod, en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben zowel de vreemdeling als de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom, rekening houdend met de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.