202201026/1/R4.
Datum uitspraak: 22 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rotterdam,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2021 heeft het college zijn beslissing om op 5 december 2021 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 125,00, voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 9 februari 2022 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juni 2022, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door K. el Ouasghiri en R. Duivenvoorde, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 5 december 2021 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de Boezemlaan 50 in Rotterdam. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat daarin een adreslabel is aangetroffen met zijn adres erop.
2. [appellant] betwist niet dat de huisvuilzak van hem afkomstig is, maar betoogt dat de zak niet verkeerd is aangeboden. In bezwaar heeft hij erkend dat zijn minderjarige zoon de zak in de klep van de container heeft achtergelaten en dat de klep niet gesloten kon worden. Volgens [appellant] is de huisvuilzak op die manier niet verkeerd aangeboden. Daarbij wijst hij erop dat de gemeente sinds januari 2022 de informatiestickers vervangt en dat pas op de nieuwe sticker staat dat de zak niet mag klemmen in de opening. Op de oude sticker stond enkel dat de zak in de container moet worden gedaan. Hij stelt dat zijn zoon daarom te goeder trouw heeft gehandeld door de huisvuilzak in de klep van de container te doen.
[appellant] voert verder aan dat het afvalprobleem in Rotterdam groot is en dat de containers met regelmaat vol zijn. Volgens hem draagt de gemeente onvoldoende zorg voor een goede afvoer van het huisvuil en zou het effectiever zijn als mensen er direct op worden aangesproken wanneer zij iets niet goed doen, dan dat het college huisvuilzakken opent die verkeerd zijn aangeboden.
2.1. Deze procedure gaat over de rechtmatigheid van het besluit van het college om spoedeisende bestuursdwang toe te passen en de kosten daarvan in rekening te brengen bij [appellant]. De wijze waarop in Rotterdam het door [appellant] gestelde afvalprobleem wordt aangepakt, de vraag of de gemeente voldoende zorg draagt voor een goede afvoer van het huisvuil en de effectiviteit van het handhavingsbeleid ten aanzien van het verkeerd aanbieden van huisvuil, staan niet ter beoordeling in deze procedure.
2.2. Op grond van artikel 6, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Rotterdam 2018 moet de inzamelvoorziening na gebruik goed gesloten worden. Door de zak achter te laten in de klep van de container, die niet gesloten kon worden nadat hij de zak daarin had gedaan, heeft de zoon van [appellant] de zak verkeerd aangeboden. De omstandigheid dat toen op de informatiesticker op de container nog niet stond dat de zak niet mag klemmen in de opening, maakt dat niet anders. In de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Rotterdam 2018 is geregeld op welke wijze afval ter inzameling mag worden aangeboden. De informatiestickers op de containers kunnen daaraan niet toedoen of afdoen. Zoals het college ter zitting ook heeft toegelicht, zijn de stickers enkel een hulpmiddel. Dat [appellant] en zijn zoon niet wisten dat containers op grond van de geldende regelgeving na gebruik goed gesloten moeten worden, komt voor hun risico. Dat zijn zoon te goeder trouw heeft gehandeld, doet er niet aan af dat hij de zak in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 heeft aangeboden. Aangezien [appellant] niet betwist dat hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor de overtreding door zijn minderjarige zoon, heeft het college hem terecht als overtreder aangemerkt.
Het betoog faalt.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kors
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2022
687