ECLI:NL:RVS:2022:1739
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling beroep had ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had eerder bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, een beroep ingesteld, dat op 23 mei 2022 gegrond werd verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, met een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitspraak van de rechtbank niet inhoudt dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen, en dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen zou hebben.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en bepaald dat hij geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.