ECLI:NL:RVS:2022:1732
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en bevestiging uitspraak rechtbank inzake uitstel van vertrek voor vreemdeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 juni 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling stelde dat hij niet terug kon keren naar Angola vanwege de noodzakelijke medische zorg die hij daar niet zou kunnen krijgen.
De rechtbank had eerder het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, en de vreemdeling ging hiertegen in hoger beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De voorzieningenrechter bevestigde de overwegingen van de rechtbank dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen toegang had tot noodzakelijke zorg in Angola.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.