ECLI:NL:RVS:2022:1730

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
202200224/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestemmingsplan en bouwhoogte in Ugchelen

Op 15 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] tot herziening van een eerdere uitspraak van 6 oktober 2021. In die eerdere uitspraak werd het beroep van [verzoekster] tegen het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn, dat het bestemmingsplan 'Molecatenlaan 15 en Ugchelseweg 201 Ugchelen' vaststelde, ongegrond verklaard. [verzoekster] verzocht de Afdeling om die uitspraak te herzien of vervallen te verklaren. De Afdeling heeft het verzoek afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de griffier van de Raad van State de proceskosten van [verzoekster] vergoedt, evenals het door haar betaalde griffierecht.

De Afdeling overwoog dat in de eerdere uitspraak een onvolkomenheid was vastgesteld met betrekking tot de toegestane bouwhoogte van het appartementengebouw. Hoewel in de uitspraak van 6 oktober 2021 alleen een maximale bouwhoogte van 4 meter werd genoemd, was er voor een deel van het complex ook een maximale bouwhoogte van 12 meter toegestaan. De Afdeling concludeerde echter dat deze onvolkomenheid geen grond voor herziening opleverde, omdat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, wat in dit geval niet aan de orde was. Een vermeende rechterlijke misslag kan niet als zodanig worden aangemerkt.

De Afdeling benadrukte dat de ruimtelijke ontwikkeling in een al bebouwde omgeving plaatsvond en dat er in de directe omgeving relatief hoge bebouwing met een maximale bouwhoogte van 10 meter was toegestaan. De raad had derhalve de bouwhoogte van 12 meter in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kunnen achten. De uitspraak van 15 juni 2022 bevestigde de eerdere beslissing, maar zorgde ervoor dat [verzoekster] financieel werd gecompenseerd voor de gemaakte proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

202200224/1/R4.
Datum uitspraak: 15 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2021, in zaak nr. 202102819/1/R4.
Openbare zitting gehouden op 15 juni 2022 om 13:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzitter
griffier: mr. M.L.M. van Loo
jurist: mr. C.I. Heijkoop
Verschenen:
[verzoekster], bijgestaan door mr. A.A. Robberts;
de raad van de gemeente Apeldoorn, vertegenwoordigd door mr. S.K. Vosselman;
Keivast Vastgoedontwikkeling v.o.f., vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Nijmegen, bijgestaan door [gemachtigde A] en [gemachtigde B].
====================================
Bij uitspraak van 6 oktober 2021, in zaak nr. 202102819/1/R4, heeft de Afdeling het beroep van onder meer [verzoekster] tegen onder meer het besluit van de raad van 11 februari 2021, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Molecatenlaan 15 en Ugchelseweg 201 Ugchelen", ongegrond verklaard. [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien dan wel vervallen te verklaren.
De Afdeling
I.        wijst het verzoek af;
II.       bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [verzoekster] de door haar gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 759,00 vergoedt, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 voor de behandeling van het verzoek terugbetaalt.
Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.
In de uitspraak van 6 oktober 2021 is in 6.4, naar aanleiding van wat daarover in beroep naar voren is gebracht, een beoordeling verricht van de bij het plan toegestane bouwhoogte voor het voorziene appartementengebouw. De Afdeling stelt vast dat die beoordeling een onvolkomenheid bevat, in die zin dat niet is benoemd dat voor een deel van het appartementencomplex een maximale bouwhoogte van 12 m is toegestaan. In 6.4 van die uitspraak wordt namelijk alleen een maximale bouwhoogte van 4 m genoemd, dat voor een ander deel van het appartementencomplex geldt.
Dat betekent echter niet dat daarom grond bestaat voor herziening van die uitspraak. Herziening is alleen mogelijk op grond van feiten en omstandigheden, als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Wat [verzoekster] aanvoert is niet als zodanige feiten en omstandigheden aan te merken. Een vermeende rechterlijke misslag is geen grond voor herziening.
Ook bestaat geen grond om tot vervallenverklaring van de uitspraak van 6 oktober 2021 over te gaan. Hoewel in 6.4 van die uitspraak slechts de toegestane bouwhoogte van 4 m en niet ook die van 12 m is genoemd, leidt een (nieuwe) inhoudelijke beoordeling van de toegestane bouwhoogte, daarbij uitgaande van 12 m, niet tot een andere uitkomst dan in de uitspraak van 6 oktober 2021. Daarbij betrekt de Afdeling dat de ruimtelijke ontwikkeling is voorzien in het centrum van Ugchelen, een al bebouwde omgeving, en in de directe omgeving relatief hoge bebouwing met een maximale bouwhoogte van 10 m is toegestaan. De raad mocht daarom een maximale bouwhoogte van 12 m in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening achten.
De Afdeling ziet gelet op de genoemde onvolkomenheid reden te bepalen dat de griffier van de Raad van State de proceskosten van [verzoekster] en het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
418-971