ECLI:NL:RVS:2022:1720
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- A. Kuijer
- M. Soffers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inreisverbod en onmiddellijke uitzetting van vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 30 augustus 2019 is genomen. Dit besluit hield in dat de vreemdeling Nederland onmiddellijk moest verlaten en dat er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag heeft in een tussenuitspraak van 4 maart 2021 de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om de motivering van het besluit aan te passen en heeft vragen gesteld over de stukken die de staatssecretaris had ingediend. De staatssecretaris heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering en antwoorden op de vragen, maar onder geheimhouding. Op 22 juli 2021 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van 30 augustus 2019 vernietigd. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 januari 2022 behandeld. De vreemdeling was bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Ceylan, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.V. de Kort en drs. S.E. Hoogewoning. De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank het besluit van de staatssecretaris heeft vernietigd, waardoor de vreemdeling niet langer Nederland hoeft te verlaten en het inreisverbod als niet bestaand wordt beschouwd. Aangezien de staatssecretaris geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, heeft de Afdeling geconcludeerd dat de vreemdeling geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en zijn er geen proceskosten aan de staatssecretaris opgelegd.