ECLI:NL:RVS:2022:1675

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
202105894/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Noord-Holland inzake bestemmingsplan Cruquius Wickevoort

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 juli 2021. De appellanten, wonend te Cruquius, hebben beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het bestemmingsplan 'Cruquius Wickevoort'. De mondelinge uitspraak vond plaats op 14 juni 2022, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde.

De Afdeling oordeelde dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan op 3 mei 2018 bekendgemaakt is en dat eerdere beroepen tegen dit besluit ongegrond zijn verklaard. De Afdeling benadrukte dat in deze procedure niet de vaststelling van het bestemmingsplan aan de orde is, maar de toetsing van het bouwplan aan het geldende bestemmingsplan. De appellanten stelden dat het amendement dat in de raadsvergadering was aangenomen niet goed in de verbeelding was verwerkt, maar dit betoog werd verworpen.

De Afdeling concludeerde dat het bouwplan, dat voorziet in een appartementengebouw binnen het aangegeven bouwvlak, niet in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de bouwhoogte van 12 meter binnen de toegestane grenzen valt. De vraag of het bouwen het aanwezige ooievaarsnest verstoort, werd niet relevant geacht voor de omgevingsvergunning, aangezien dit onder de Wet natuurbescherming valt. Tot slot werd bepaald dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202105894/1/R1.
Datum uitspraak: 14 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer,
appellanten,
tegen uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 22 juli 2021 in zaak nr. 21/994 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
Openbare zitting gehouden op 14 juni 2022 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzitter
griffier: mr. Y.C. Visser
Verschenen:
[appellant];
het college, vertegenwoordigd door mr. M. Guimaraes en S. Azouagh, en
AM B.V., vertegenwoordigd door mr. S.T.J. Olierook, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde].
====================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 22 juli 2021 van de rechtbank Noord-­Holland.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
1.       Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Cruquius Wickevoort" is op 3 mei 2018 bekendgemaakt in het Gemeenteblad. Bij uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:332, heeft de Afdeling de tegen dat besluit ingestelde beroepen, waaronder het beroep van [appellant] en anderen, ongegrond verklaard. Met die uitspraak is het bestemmingsplan, zoals dat is gepubliceerd, onherroepelijk geworden.
2.       In deze procedure is niet de vaststelling van het bestemmingsplan aan de orde, maar de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning en de daarbij te verrichten toetsing van het bouwplan aan het geldende plan. Voor het antwoord op de vraag of het bouwplan aan het bestemmingsplan voldoet, zijn de op de verbeelding aangegeven bestemming en de daarbij behorende planregels bepalend. Dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan mogelijk de intentie had om een kleiner bouwvlak in de verbeelding op te nemen, kan bij de toetsing van het bouwplan geen rol spelen. Het betoog van [appellant] en anderen dat het in de raadsvergadering aangenomen amendement niet goed in de verbeelding is verwerkt, slaagt daarom niet. Dat sluit aan bij eerdere uitspraken, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3264.
3.       Niet in geschil is dat het bouwplan voorziet in een appartementengebouw binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak en binnen de bouwaanduiding ‘gestapeld’, met een maximale bouwhoogte van 12 m. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat het bouwplan in zoverre niet in strijd is met het bestemmingsplan. De vraag of door het bouwen het aanwezige ooievaarsnest wordt verstoord, speelt bij de omgevingsvergunning geen rol. Dat is een onderwerp van de Wet natuurbescherming.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Visser
griffier
148