ECLI:NL:RVS:2022:1657
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid
Op 10 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 25 april 2022 het beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel gegrond had verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris geen spoedeisende omstandigheden had aangevoerd die het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigden. Bovendien was de voorzieningenrechter van mening dat de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling niet zodanig waren dat een voorlopige voorziening noodzakelijk was. De uitspraak van de rechtbank verplichtte de staatssecretaris niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak zou geen onomkeerbare gevolgen hebben.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek waren gemaakt. De kosten werden vastgesteld op € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.