ECLI:NL:RVS:2022:1657

Raad van State

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
202203134/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid

Op 10 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 25 april 2022 het beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel gegrond had verklaard. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris geen spoedeisende omstandigheden had aangevoerd die het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigden. Bovendien was de voorzieningenrechter van mening dat de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling niet zodanig waren dat een voorlopige voorziening noodzakelijk was. De uitspraak van de rechtbank verplichtte de staatssecretaris niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak zou geen onomkeerbare gevolgen hebben.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek waren gemaakt. De kosten werden vastgesteld op € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202203134/2/V2.
Datum uitspraak: 10 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 25 april 2022 in zaak nr. NL21.10682 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 25 april 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Desgevraagd heeft de vreemdeling een schriftelijke reactie gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Nog daargelaten dat de staatssecretaris geen spoedeisende omstandigheden heeft gesteld die op dit moment het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigen, treft de voorzieningenrechter, gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2022
853