ECLI:NL:RVS:2022:1641

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
202202788/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 9 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 18 april 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 2 mei 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling de gronden waarop de rechtbank de maatregel van bewaring had gebaseerd, niet had bestreden. De Raad oordeelde dat er voldoende gronden aanwezig waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen, zoals vastgelegd in artikel 5.1b, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. De klachten van de vreemdeling over andere gronden werden niet verder besproken, omdat deze niet tot een ander oordeel konden leiden.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.

Uitspraak

202202788/1/V3.
Datum uitspraak: 9 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 2 mei 2022 in zaak nr. NL22.6725 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 2 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het oordeel van de rechtbank, dat de zware grond 3k en de lichte gronden 4a, 4c en 4d terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, niet bestreden. Gelet op artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb 2000, zijn daarom al voldoende gronden aanwezig, die de maatregel van bewaring kunnen dragen. De klacht van de vreemdeling over de zware gronden 3b en 3d kan dus niet tot een ander oordeel leiden en hoeft dan ook geen bespreking.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022
722