ECLI:NL:RVS:2022:1590
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen intrekking verblijfsvergunning
Op 7 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 juli 2020 besloten om de verblijfsvergunning in te trekken, de vreemdeling te verplichten Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod uit te vaardigen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 1 april 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 759,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van vreemdelingen in Nederland, vooral in situaties waarin hun verblijfsstatus ter discussie staat. De voorzieningenrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij mr. M. Soffers als voorzieningenrechter en mr. J. van de Kolk als griffier aanwezig waren.