ECLI:NL:RVS:2022:1580
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 2 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 17 juni 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit besluit, dat de vreemdeling opdroeg Nederland binnen vier weken te verlaten, werd door de rechtbank Den Haag op 29 januari 2020 vernietigd. De staatssecretaris had hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de tussentijd had de staatssecretaris op 22 februari 2021 het eerdere terugkeerbesluit ingetrokken, maar op 3 mei 2022 werd er opnieuw een terugkeerbesluit genomen. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep en zijn beroep tegen het nieuwe terugkeerbesluit. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat het besluit van 3 mei 2022 in stand zou blijven.
De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdeling niet mocht worden uitgezet totdat er op het hoger beroep en het beroep was beslist. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak werd gedaan in het openbaar op 2 juni 2022.