ECLI:NL:RVS:2022:1525
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Raad van State op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 3 mei 2022. De vreemdeling was op 11 april 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. de Schutter, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag van de vreemdeling over het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt, en heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep is alsnog gegrond verklaard. Aangezien de maatregel van bewaring al was opgeheven, was een bevel tot opheffing niet nodig.
De Raad van State heeft de vreemdeling een schadevergoeding van € 2.300,00 toegekend voor de periode van 11 april 2022 tot en met 3 mei 2022, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 2.277,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.