ECLI:NL:RVS:2022:1522
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 3 mei 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 14 april 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.T.C.M. Crepin, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag van de vreemdeling over het zicht op uitzetting naar Algerije beoordeeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt, en heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is alsnog gegrond verklaard. Aangezien de maatregel van bewaring al was opgeheven, was een bevel tot opheffing niet nodig.
De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, die is vastgesteld op € 2.100,00 voor de periode van 14 april 2022 tot en met 4 mei 2022. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 30 mei 2022 door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.