ECLI:NL:RVS:2022:1515
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 februari 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris had de vreemdeling op 2 februari 2022 in bewaring gesteld, wat leidde tot de rechtszaak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven in het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 mei 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep van de staatssecretaris is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de maatregel van bewaring opgeheven moest worden. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn ontstaan. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 759,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.