50.1.De Afdeling overweegt dat voor eventuele tegemoetkoming in planschade een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden bestaat. De Afdeling wijst op de mogelijkheid om op grond van artikel 6.1, eerste lid, van de Wro een verzoek om een tegemoetkoming in planschade in te dienen. Het staat [appellant] vrij om daarop een beroep te doen.
Herhalen en inlassen zienswijze
51. Voor zover de vereniging en [appellant] voor het overige verzoeken de inhoud van hun zienswijzen als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de zienswijzennota is ingegaan op die zienswijzen. De vereniging en [appellant] hebben in hun beroepschrift en op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijzen onjuist of onvolledig zou zijn.
Verzoek inschakelen deskundige
52. De vereniging heeft de Afdeling verzocht om de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak te benoemen als deskundige voor het instellen van een onderzoek. Gelet op wat hiervoor in deze uitspraak is overwogen, is dit naar het oordeel van de Afdeling niet nodig.
53. Gelet op wat hiervoor is overwogen onder 12.1, 14.4, 17.6, 18.1, 19.6, 21.4, 23.1, 25.3 en 37.1, zijn de beroepen van de vereniging en [appellant] tegen het herstelbesluit gegrond. Omdat de geconstateerde gebreken in het herstelbesluit grotendeels ook kleven aan het besluit van 30 juni 2021, zijn ook de beroepen van de vereniging en [appellant] tegen het besluit van 30 juni 2021 gegrond.
54. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak alsnog:
- met inachtneming van wat is overwogen onder 12.1, te waarborgen dat de formulering van de artikelen 1.27 en 1.11, onder b, van de planregels uit het herstelbesluit overeenstemt met de versie van de planregels die op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl is geplaatst;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 14.4, toereikend te motiveren waarom bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb zich voordoen op grond waarvan had kunnen worden afgeweken van de nota hoogbouw ten aanzien van de bouwhoogtes voor de gronden op de oostelijke en noordelijke zijde van het plangebied, of een gewijzigd of nieuw besluit te nemen. Bij het nemen van een gewijzigd of nieuw besluit zou de raad ervoor kunnen kiezen om artikel 10, aanhef en onder a, van de planregels te schrappen, als het opnemen van een bevoegdheid voor zo’n afwijking van de geldende bouwhoogtes in dit geval niet nodig wordt geacht. De raad zou er ook voor kunnen kiezen om de bouwhoogtes voor de gronden op de oostelijke en noordelijke zijde te verlagen. Als de raad ervoor kiest om deze bouwhoogtes te verlagen, dan geeft de Afdeling mee dat het bezonningsonderzoek en de plantoelichting op dit punt ook moeten worden gewijzigd;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 17.6, een voorwaardelijke verplichting in de planregels op te nemen die strekt tot het aanleggen en in stand houden van minimaal 15 procent van de oppervlakte van het plangebied als openbaar groen. In de planregels zou bijvoorbeeld kunnen worden bepaald dat de voorziene woningen niet voor bewoning mogen worden gebruikt, als het in artikel 11.4, aanhef en onder a, van de planregels bedoelde groen niet wordt aangelegd en in stand wordt gehouden;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 18.1, artikel 11.4, aanhef en onder b, of artikel 11.3 van de planregels te wijzigen, zodat zekerheid wordt geboden over de vraag van welke beleidsregels moet worden uitgegaan;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 19.6, een voorwaardelijke verplichting in de planregels op te nemen die strekt tot het realiseren en in stand houden van een overkapping met een groen dak op minimaal 70 procent van de gronden van het parkeerdek. In de planregels zou bijvoorbeeld kunnen worden bepaald dat de voorziene woningen niet voor bewoning mogen worden gebruikt, als de in artikel 11.5 van de planregels bedoelde overkapping met een groen dak niet wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 21.4, een voorwaardelijke verplichting in de planregels op te nemen die strekt tot het treffen en in stand houden van de maatregel ter voorkoming van lichthinder door koplampen inhoudende een afscheiding met een minimale hoogte van 1,2 m. In de planregels zou bijvoorbeeld kunnen worden bepaald dat de voorziene woningen niet voor bewoning mogen worden gebruikt, als de maatregel ter voorkoming van lichthinder door koplampen inhoudende een afscheiding met een minimale hoogte van 1,2 m, niet is getroffen en in stand wordt gehouden;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 23.1, artikel 8.8 van de planregels te wijzigen en het plan zo aan te passen, zodat zekerheid wordt geboden over de vraag waar de parkeervoorzieningen moeten worden voorzien van een afscheiding met een minimale hoogte van 1,2 m;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 25.3, een onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de voorziene bebouwing voor de bezonning van de woningen aan de Haastenburg. De Afdeling geeft de raad mee dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat voorzieningen voor het opwekken en leveren van duurzame energie op het hele dakoppervlak van het gebouw mogen worden geplaatst op grond van artikel 8.6, aanhef en onder e, van de planregels;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 37.1, het daar omschreven gebrek te herstellen. Bij het nemen van een gewijzigd of nieuw besluit zou de raad ervoor kunnen kiezen om een voorwaardelijke verplichting in de planregels op te nemen die strekt tot de aanleg en instandhouding van de gesloten parkeergarage voor de begane grond, als de raad het vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk acht dat de begane grond van de parkeergarage gesloten zal worden gerealiseerd. Als de raad er niet voor kiest om zo’n voorwaardelijke verplichting in de planregels op te nemen, dan moeten het onderzoek geluid en luchtkwaliteit en de plantoelichting op een toereikende wijze worden gewijzigd;
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft niet opnieuw te worden toegepast.
55. Deze uitspraak is een tussenuitspraak. Dat houdt in dat pas in een volgende uitspraak - de einduitspraak - definitief op de beroepen zal worden beslist. Over de volgende beroepsgronden zal, voor zover nog opportuun en in het licht van het daarover door de raad nog te nemen herstelbesluit, in de einduitspraak definitief worden geoordeeld:
- de beroepsgronden over de bezonning (onder 26);
- de beroepsgronden over de parkeergarage (onder 38).
Proceskosten en griffierecht
56. In de einduitspraak zal worden beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Gouda op om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van overweging 54 de daar omschreven gebreken in het besluit van 8 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ridder van Catsweg 683, Gouda" te herstellen, en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022