ECLI:NL:RVS:2022:1483

Raad van State

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
202102915/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Uitbreiding St. Laurens, fase 1' vastgesteld door de raad van de gemeente Middelburg

Op 11 maart 2021 heeft de raad van de gemeente Middelburg het bestemmingsplan 'Uitbreiding St. Laurens, fase 1' vastgesteld, dat voorziet in de bouw van 56 woningen in de eerste fase van de uitbreiding van de woningbouwlocatie 'Sint Laurens'. Appellanten, bewoners van de nabijgelegen Noordweg, Van Bourgondiëlaan, Meylaan en Van Serooskerkelaan, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat er geen behoefte is aan de woningbouw en dat de Crisis- en herstelwet ten onrechte van toepassing is verklaard op het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 december 2021 behandeld.

De appellanten hebben hun beroepsgronden over de publicatie van het ontwerpplan en natuurbescherming ingetrokken, maar blijven bij hun standpunt over de toepassing van de Crisis- en herstelwet. De Afdeling oordeelt dat de toepassing van de Chw niet een keuze van de raad is, maar voortvloeit uit de wetgeving. De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' is, wat betekent dat de raad gebruik heeft gemaakt van extra mogelijkheden voor de inrichting van het bestemmingsplan.

De Afdeling concludeert dat het beroep van de appellanten ongegrond is, omdat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling oordeelt dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de behoefte aan woningbouw en dat de financiële belangen van de gemeente niet bepalend zijn geweest voor het vaststellen van het bestemmingsplan. De beslissing van de raad wordt bevestigd en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

202102915/1/R1.
Datum uitspraak: 25 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1] en anderen, wonend te Middelburg,
2.       [appellant sub 2], wonend te Middelburg,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Middelburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding St. Laurens, fase 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2021, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. A.H. van Leeuwen, rechtsbijstandverlener te Veere, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. A.H. van Leeuwen, en de raad, vertegenwoordigd door M.C. Köther, bijgestaan door mr. A. Schreijenberg, advocaat te Middelburg, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het bestemmingsplan voorziet in de eerste fase van de uitbreiding de woningbouwlocatie "Sint Laurens". Het plan voorziet in de bouw van 56 woningen. Het plan bevat een ruim opgezette wijk met een meanderende groen- en waterstructuur. [appellant sub 1] en anderen wonen aan de Noordweg, de Van Bourgondiëlaan, de Meylaan en de Van Serooskerkelaan in Sint Laurens, in de nabijheid van het plangebied. [appellant sub 2] woont op het perceel [locatie 1. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] kunnen zich niet verenigen met het plan en stellen onder meer dat er geen behoefte bestaat aan de met het plan voorziene woningbouw.
Toetsingskader
2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Inhoudelijk
Intrekking beroepsgronden
3.       Tijdens de zitting hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hun beroepsgronden over de publicatie van het ontwerpplan, natuurbescherming, soortenbescherming en Natuur Netwerk Nederland ingetrokken.
Crisis- en herstelwet
4.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) ten onrechte van toepassing is verklaard op het bestemmingsplan. Verder wijzen zij erop dat het besluit van 11 maart 2021 en de kennisgeving van dit besluit volgens hen niet in overeenstemming zijn met artikel 11 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw). Aangezien er geen pro forma beroepschrift kon worden ingediend en er geen mogelijkheid bestond om na afloop van de beroepstermijn gronden aan te vullen, stellen zij dat zij ten onrechte minder tijd hadden om hun beroepschrift in te dienen.
4.1.    Artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw luidt: "Afdeling 2 is van toepassing op: alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten;"
Bijlage I, onderdeel 3.1 luidt: "ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden."
Artikel 1.6a van de Chw luidt: "Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd."
4.2.    Artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw luidt:
"1. Indien afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de wet op een besluit van toepassing is, wordt dit bij het besluit en bij de bekendmaking of mededeling van het besluit vermeld.
2. Indien tegen het besluit beroep openstaat, wordt bij het besluit en bij de bekendmaking van het besluit voorts vermeld dat:
a. de beroepsgronden in het beroepschrift worden opgenomen;
b. het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, en
c. deze na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld."
4.3.    De Afdeling stelt vast dat in dit geval sprake is van een bestemmingsplan als bedoeld in bijlage I, onderdeel 3.1, van de Chw. Gelet hierop is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op het plan. Er worden immers meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied gebouwd.
Anders dan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] veronderstellen is de toepassing van de Chw niet een door de raad gemaakte keuze. De toepasselijkheid van de Chw vloeit in dit geval van rechtswege voort uit artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw en de aard van het bestreden besluit.
4.4.    In artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan artikel 1.6a van de Chw niet worden tegengeworpen, wanneer het besluit en de kennisgeving van het besluit niet in overeenstemming zijn met artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw (vergelijk de uitspraak van de Afdeling 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1129). De Afdeling overweegt dat het na afloop van de termijn voor het instellen van beroep vermelden van nieuwe beroepsgronden in dit geval niet kan worden tegengeworpen aan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2], aangezien de toepasselijkheid van de Chw in het besluit van 11 maart 2021 en de kennisgeving daarvan niet conform artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw zijn vermeld. Daarom bestaat geen aanleiding de beroepsgronden in het nadere stuk van 26 oktober 2021 met de bijbehorende bijlagen van [appellant sub 1] en anderen buiten beschouwing te laten. Ook bestaat daarom geen aanleiding de beroepsgronden in het nadere stuk van [appellant sub 2] van 13 juni 2021 buiten beschouwing te laten.
4.5.    De Afdeling overweegt dat het voorliggende bestemmingsplan een zogenoemd "bestemmingsplan met verbrede reikwijdte" is. Dit betekent dat de raad gebruik heeft gemaakt van extra mogelijkheden voor de inrichting van het bestemmingsplan op basis van artikel 2.4 van de Chw in verbinding met artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw.
Participatie
5.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat het participatietraject voorafgaande aan de bestemmingsplanprocedure onvoldoende is geweest. Hierbij wijzen zij erop dat de gemeente vanaf 2015 in gesprek is gegaan met de bewoners van Sint Laurens en dat de gemeente in dat verband had toegezegd dat de leefbaarheid van het dorp vergroot zou worden. Van deze voornemens is volgens hen niets terug te zien in het vastgestelde bestemmingsplan. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen verder dat er in de fase voorafgaande aan de bestemmingsplanprocedure ten onrechte niet is gereageerd op hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan, terwijl de raad de indruk heeft gewekt dat hier wel op is gereageerd.
5.1.    Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen deel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het gestelde onvoldoende bieden van inspraak in die eerdere fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
Nota van zienswijzen
6.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad in de nota van zienswijzen onvoldoende is ingegaan op de inspraakreacties. Daarnaast stellen zij dat de nota van zienswijzen ten onrechte niet is geanonimiseerd.
6.1.    Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
De Afdeling stelt vast dat de nota van zienswijzen die bij het bestreden besluit ter inzage heeft gelegen geanonimiseerd was.
Dat de nota van zienswijzen op 19 februari 2021 vóór de vaststelling van het bestemmingsplan niet-geanonimiseerd aan de indieners van zienswijzen is toegezonden, is niet een gebrek dat kan leiden tot vernietiging van het plan. Afdeling 3.4 van de Awb verplicht niet tot toezending van de nota van zienswijzen aan de indieners van zienswijzen.
Het betoog faalt.
Planbegrenzing
7.       [appellant sub 2] betoogt dat het niet van een goede ruimtelijke ordening getuigt om de strook grond tussen zijn woning aan de [locatie 1 en het plangebied niet ook in het plan op te nemen. [appellant sub 2] stelt dat het vergrote bouwvlak op het perceel [locatie 2] mogelijk tot gevolg heeft dat een ontsluiting van de woonwijk "Sint Laurens" via de bedoelde strook grond dichtbij zijn woning op het perceel [locatie 1 komt te liggen. Dit gaat volgens hem ten koste van zijn woongenot. De te verwachten ontsluiting leidt volgens hem tot schade aan zijn woning, omdat de woning op staal is gefundeerd en de bodem ter plaatse zeer slap is.
7.1.    De Afdeling stelt voorop dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In aanmerking genomen dat onvoldoende zeker is of en hoe de ontsluiting zal plaatsvinden, acht de Afdeling van oordeel dat niet aannemelijk is dat tussen de gronden in het plangebied en de strook grond tussen die gronden en het perceel [locatie 1 van [appellant sub 2] een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat de raad de begrenzing van het voorliggende plangebied niet heeft mogen vaststellen zonder daarbij de strook grond tussen het perceel [locatie 1 van [appellant sub 2] en het plangebied te betrekken.
Het betoog faalt.
Behoefte aan woningbouw
8.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat het bestemmingsplan niet voorziet in een behoefte omdat er geen noodzaak is voor een nieuwbouwwijk. Volgens hen stelt de raad ten onrechte dat er sprake is van inbreiding en heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat het plan in overeenstemming is met de ladder voor duurzame verstedelijking van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Zij wijzen erop dat de raad zich alleen baseert op een in eigen opdracht opgesteld rapport waarvan de inhoud volgens hen contrasteert met de inhoud van eerdere rapporten. Zij verwijzen daarbij naar het Woningmarkt- en locatieonderzoek Middelburg 2015 van Arcadis van 6 november 2015, het Advies regionale woningmarktafspraken Walcheren van het Expertisecentrum Stedelijke Dynamiek en Duurzaamheid (ESD) van 8 juni 2018, cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van september 2019 het rapport "Veerkracht op de proef gesteld, een verkenning van de impact van corona op binnensteden" van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) van 4 december 2020. Volgens hen is het onderzoek waarop de raad zich baseert niet objectief en onjuist. Ook plaatsen [appellant sub 1] en anderen kanttekeningen bij de berekening van de behoefte, in welk verband zij onder meer verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2214, en de omstandigheid dat vestiging van de marinierskazerne in Vlissingen niet meer aan de orde is. Zij vrezen dat het bestemmingsplan zal leiden tot leegstand en dat Sint Laurens een slaap- of spookdorp zal worden.
Volgens [appellant sub 1] en anderen is ook onvoldoende aandacht besteed aan de kwalitatieve behoefte. Zij vinden dat de woningbouw onvoldoende aansluit bij wat in het dorp nodig is.
Volgens [appellant sub 1] en anderen vindt de uitbreiding ten slotte ten onrechte plaats buiten bestaand stedelijk gebied. Volgens hen had er moeten worden ingebreid.
[appellant sub 1] en anderen hebben ook bezwaren geuit tegen het plan omdat onvoldoende aandacht is besteed aan inbreiding. Aan inbreiding moet volgens hen voorrang worden gegeven boven uitbreiding. In dit verband wordt Mortiere genoemd als mogelijke inbreidingslocatie.
8.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
a. Kwantitatieve behoefte
8.2.    Met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is bedoeld uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De ladder voor duurzame verstedelijking is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen, maar zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken met het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro nadrukkelijk in de plantoelichting wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied en voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het bevoegd gezag, dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling, moet beoordelen of het bereikte resultaat optimaal is.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de overzichtsuitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724 (Dongeradeel) beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of de beschrijving van de behoefte in de toelichting, dan wel in de stukken waarnaar in de toelichting ter beschrijving van deze behoefte wordt verwezen, niet zodanig gebrekkig is of zodanige leemten in kennis of dusdanige onjuistheden vertoont dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. Het ligt daarbij op weg van de appellant om voldoende concrete aanknopingspunten naar voren te brengen voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de beschrijving van de behoefte.
8.3.    Uit de plantoelichting en de daarbij behorende bijlage 1 blijkt dat de raad de woningbouwbehoefte heeft onderbouwd met verwijzing naar de "Actualisatie Regionale woningmarktafspraken Walcheren 2016-2025" (hierna: Actualisatie). Daaruit blijkt dat de behoefte voor reguliere woningen in Sint Laurens in de periode 2016-2025 is bepaald op 120 woningen en 140 woningen voor de periode na 2025. Ook is in bijlage 1 van de toelichting gekeken naar het rapport van de Stec groep "Locatieonderzoek Walcheren" van 8 januari 2020 (hierna: Locatieonderzoek). Uitgaande van de bevolkings- en huishoudensprognose 2019 van de provincie Zeeland werd in het Locatieonderzoek voor Middelburg voor de komende tien jaar een woningbehoefte van 1.504 tot 2.034 woningen verwacht. Rekening houdend met de harde plancapaciteit resteert, zo is in bijlage 1 nader berekend, een behoefte van 135 tot 665 aan nieuw te realiseren woningen in Middelburg.
8.4.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich voor de beantwoording van de vraag of wordt voldaan aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro wat betreft de kwantitatieve behoefte mocht baseren op de Actualisatie. Daarin zijn met de provincie in het kader van woningbehoefte onder meer door Middelburg afspraken gemaakt over het aantal woningen dat met instemming van de provincie mag worden gebouwd. Voor een aantal projecten is een specifieke bouwopgave bepaald. Zo is voor Sint Laurens in bijlage 1 van de Actualisatie een bouwopgave van 120 woningen nu en 140 in de toekomst vermeld. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] naar voren hebben gebracht, ziet de Afdeling geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de voor Sint Laurens in de Actualisatie vermelde cijfers op basis waarvan de voor de toepassing van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro relevante behoefte is bepaald. In hun verwijzing naar rapporten van een eerdere datum ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de objectiviteit en de juistheid van de Actualisatie. Voor zover in die rapporten andere standpunten over de kwantitatieve behoefte zijn neergelegd, moet - zolang het tegendeel niet aannemelijk is gemaakt - immers ervan worden uitgegaan dat de Actualisatie de meest actuele situatie weergeeft. Gelet op het voorgaande is wat betreft de bepaling van de kwantitatieve behoefte geen sprake van strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Op hetgeen overigens naar voren is gebracht over het Locatieonderzoek en de aan de hand daarvan uitgevoerde berekening van de behoefte aan nieuw te realiseren woningen, kan en zal de Afdeling daarom niet inhoudelijk ingaan.
Het betoog faalt.
b. Kwalitatieve behoefte
8.5.    Op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Wro mag een bestemmingsplan een nadere specificering in de regels bevatten over de woningbouwcategorieën, maar de raad is op grond van artikel 3.1 van de Wro tot een dergelijke specificering niet verplicht. Uit het plan blijkt dat niet is gekozen voor een nadere specificering van woningbouwcategorieën. [appellant sub 1] en anderen hebben niet onderbouwd waarom de raad gehouden zou zijn tot deze specificering en de Afdeling ziet ook overigens niet in waarom de raad gehouden was tot nadere specificering van woningbouwcategorieën. Gelet daarop ziet de Afdeling evenmin waarom de raad op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro gehouden zou zijn om ook de behoefte aan de verschillende woningbouwcategorieën te verantwoorden in de plantoelichting. Aan inhoudelijke bespreking van hetgeen [appellant sub 1] en anderen in dit verband hebben aangevoerd, komt de Afdeling dan ook niet toe.
Het betoog faalt.
c. Inbreiding
8.6.    Niet in geschil is dat de woningbouw deels in als bestaand stedelijk gebied van Sint Laurens wordt voorzien en deels daarbuiten. In de plantoelichting staat onder 3.1. dat er binnen bestaand stedelijk gebied niet voor meer woningen ruimte beschikbaar is. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad in deze vaststelling niet zou kunnen worden gevolgd. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, zoals hiervoor onder overweging 8.3 is overwogen, er een behoefte van 120 tot 140 woningen aan Sint Laurens is toebedeeld. Tegen deze achtergrond ziet de Afdeling geen beslissende betekenis toekomen aan de beantwoording van de vraag of buiten Sint Laurens inbreidingsmogelijkheden voorhanden waren.
Het betoog faalt.
Financieel belang gemeente
9.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren verder aan dat de raad ten onrechte zijn financieel belang bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan doorslaggevend heeft geacht. Zij wijzen erop dat de gemeente eigenaar is van de gronden in het plangebied. Volgens hen wil de raad zoveel mogelijk woningbouwlocaties creëren om de vermogenspositie van de gemeente te verbeteren.
9.1.    Anders dan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] ziet de Afdeling niet dat het financiële belang van de gemeente bepalend is geweest voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Zoals blijkt uit de toelichting behorend bij het plan, is het plan gebaseerd op een afweging van ruimtelijke belangen, waarbij de raad van oordeel is dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
Andere fasen
10.     Voor zover [appellant sub 2] zich op het standpunt stelt dat de raad zich ten onrechte heeft beperkt tot de toetsing van fase 1 van de uitbreiding van de woonwijk "Sint Laurens" en de cumulatieve effecten van de overige fasen van de uitbreiding bij het plan had moeten betrekken, overweegt de Afdeling dat in deze bestemmingsplanprocedure alleen fase 1 ter beoordeling ligt. De andere fasen voor de uitbreiding van "Sint Laurens" maken geen deel uit van de voorliggende procedure.
Het betoog faalt.
Uitvoeringsaspecten
11.     Wat betreft de vrees van [appellant sub 2] voor nadelige gevolgen van de werkzaamheden die nodig zijn om de ontsluiting van het plan te realiseren, overweegt de Afdeling dat de bouwactiviteiten betrekking hebben op de uitvoering van het bestemmingsplan. Dit uitvoeringsaspect hoeft niet in het bestemmingsplan te worden geregeld, is in het voorliggende bestemmingsplan ook niet geregeld en kan dus verder in deze procedure niet aan de orde komen.
Het betoog faalt.
Verzoek om STAB-verslag
12.     Het verzoek van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] gedaan tijdens de zitting om de STAB in te schakelen, wijst de Afdeling af. De Afdeling ziet niet dat onduidelijkheid bestaat over voor de beslissing van dit geschil van belang zijnde feiten. Daarom is er geen reden een deskundigenonderzoek uit te laten voeren.
Het betoog faalt.
Conclusie
13.     Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is ongegrond.
14.     Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Proceskosten
15.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.Th. Drop, en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022