ECLI:NL:RVS:2022:1463

Raad van State

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
202201611/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid hoger beroep

Op 17 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 22 februari 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 1 april 2022 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdeling geen contact meer heeft gehad. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doen concluderen dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij niet langer bescherming in Nederland zoekt.

Hierdoor heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.

Uitspraak

202201611/1/V2.
Datum uitspraak: 23 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 februari 2022 in zaak nr. NL21.9748 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1. De staatssecretaris heeft de Afdeling op 1 april 2022 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft niet laten weten dat hij nog contact met hem heeft. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2022
363-986