ECLI:NL:RVS:2022:1451
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
Op 20 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had afgewezen. De vreemdelingen, die in deze zaak betrokken waren, hadden eerder een aanvraag ingediend die op 9 oktober 2020 door de staatssecretaris was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 21 juli 2021, hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 april 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om de gevraagde mvv te verlenen binnen twee weken na de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank mogelijk niet in stand blijft. Dit heeft geleid tot de beslissing om de staatssecretaris te verlenen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 mei 2022, en is vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, met mr. M.W. Schippers als griffier.