ECLI:NL:RVS:2022:1449
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, die aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel hadden ingediend, in hoger beroep gingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 23 april 2021 de aanvragen van de vreemdelingen afgewezen. De rechtbank had op 15 april 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing op hun hoger beroep was genomen, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat het hoger beroep is beslist. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten moet vergoeden, tot een bedrag van € 759,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.