ECLI:NL:RVS:2022:1412
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid
Op 17 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 21 december 2021, met een aanvulling op 4 maart 2022, een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. In plaats daarvan verleende hij uitstel van vertrek op basis van paragraaf A3/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, totdat de vreemdeling meerderjarig is of totdat er adequate opvang in het land van terugkeer beschikbaar is en een terugkeerbesluit is genomen.
De vreemdeling had tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 4 april 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. Aangezien er een uitspraak op het hoger beroep werd verwacht voor het verstrijken van deze termijn en er geen andere spoedeisende omstandigheden waren gesteld, was er geen spoedeisend belang voor het treffen van de verzochte voorziening. Het verzoek werd afgewezen, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.