ECLI:NL:RVS:2022:1409

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
202200560/3/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot hoger beroep

In deze zaak heeft de opposante verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 14 februari 2022, onder zaaknummer 202200560/2/A3. De mondelinge uitspraak vond plaats op 13 mei 2022, waarbij de opposante aanwezig was. De Staatsraad, mr. C.J. Borman, en griffier mr. E.R. Fernandez waren aanwezig tijdens de zitting. De opposante betoogde dat zij niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen, maar de Afdeling oordeelde dat dit niet was aangetoond. De Afdeling concludeerde dat de opposante, ondanks haar gestelde depressie, in staat was om op 3 december 2021 een advocaat te benaderen en op 24 januari 2022 een gemotiveerd hogerberoepschrift in te dienen. De Afdeling verklaarde het verzet ongegrond, omdat er geen bewijs was dat de opposante niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

202200560/3/A3.
Datum uitspraak: 13 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het verzet van:
[opposante], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 14 februari 2022 in zaak nr. 202200560/2/A3.
Openbare zitting gehouden op 13 mei 2022 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. E.R. Fernandez
Verschenen:
[opposante].
Beslissing
De Afdeling verklaart het verzet ongegrond.
Gronden:
•        Anders dan [opposante] betoogt, was de Afdeling bevoegd kennis te nemen van het hoger beroep waarop de Afdeling heeft beslist in de uitspraak van 14 februari 2022.
•        Niet is gebleken dat [opposante] niet in staat was om tijdig, althans pro forma, hoger beroep in te stellen.
•        Dit blijkt ook niet uit de verklaring van de huisarts van 2 mei 2022.
•        Hierbij is van belang dat [opposante] en in staat was op 3 december 2021, binnen de hogerberoepstermijn, een advocaat te benaderen met betrekking tot de in hoger beroep bestreden uitspraak.
•        Tevens is van belang dat opposante], ondanks de gestelde depressie, in staat was zelf op 24 januari 2022 een gemotiveerd hogerberoepschrift in te dienen.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Fernandez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2022
753