ECLI:NL:RVS:2022:1393
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 11 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 11 augustus 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 5 april 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in zijn verzoek ontvangen en heeft besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die in dit geval € 759,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is genomen met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter zich baseerde op eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 20 februari 2019.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 mei 2022, en de voorzieningenrechter, mr. M. Soffers, heeft de beslissing in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Wezep, vastgesteld.