ECLI:NL:RVS:2022:1385
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de bewaring van een vreemdeling en schadevergoeding
Op 11 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 8 februari 2022. De vreemdeling was op 20 januari 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvraag over het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. De Raad verwees naar eerdere uitspraken van 4 mei 2022, waarin werd vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagde. De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had recht op schadevergoeding, die werd vastgesteld op € 10.500,00 voor de periode van 20 januari 2022 tot en met 4 mei 2022. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 1.897,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 mei 2022, waarbij mr. D.A. Verburg als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.