ECLI:NL:RVS:2022:1382
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de bewaring van een vreemdeling en schadevergoeding
Op 11 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 10 maart 2022. De vreemdeling was op 18 februari 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, heeft hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvraag over het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. De Raad heeft deze vraag beantwoord aan de hand van eerdere uitspraken van 4 mei 2022. De Raad concludeerde dat de grief van de vreemdeling slaagde, waardoor het hoger beroep gegrond werd verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd alsnog gegrond verklaard.
De Raad van State kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 7.600,00 voor de periode van 18 februari 2022 tot en met 4 mei 2022, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.