ECLI:NL:RVS:2022:1380
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en schadevergoeding
Op 11 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 31 maart 2022. De vreemdeling was op 18 maart 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, heeft hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd de rechtsvraag over het zicht op uitzetting naar Algerije behandeld. De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd alsnog gegrond verklaard. Aangezien de maatregel van bewaring al was opgeheven, was een bevel tot opheffing niet nodig. De vreemdeling kreeg recht op schadevergoeding van € 4.800,00 voor de periode van 18 maart 2022 tot en met 4 mei 2022, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak werd gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.