ECLI:NL:RVS:2022:1377
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank over de bewaring van een vreemdeling en schadevergoeding
Op 11 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 12 april 2022. De vreemdeling was op 17 maart 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.T. Gerbrandy, heeft hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de rechtsvraag over het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt, en heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is alsnog gegrond verklaard. Aangezien de maatregel van bewaring al was opgeheven, was een bevel tot opheffing niet nodig. De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, die is vastgesteld op € 4.900,00 voor de periode van 17 maart 2022 tot en met 4 mei 2022. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 mei 2022, en is daarmee een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met implicaties voor de behandeling van soortgelijke zaken in de toekomst.