ECLI:NL:RVS:2022:1323
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel
Op 4 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 oktober 2021 afgewezen, de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 23 maart 2022 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De staatssecretaris heeft in het hoger beroep laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdeling geen contact met hem heeft. De Afdeling heeft geconcludeerd dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij niet langer bescherming zoekt. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Tibold, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.