ECLI:NL:RVS:2022:1287
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 3 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 oktober 2020 een aanvraag van twee vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 21 juli 2021 ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 april 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om de gevraagde mvv binnen twee weken te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Dit is gedaan omdat de termijn voor het indienen van grieven nog niet was verstreken. De voorzieningenrechter heeft bij wijze van ordemaatregel de werking van de uitspraak van de rechtbank opgeschort, totdat er een uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2022, en is vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, met mr. M.W. Schippers als griffier.