ECLI:NL:RVS:2022:1287

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
202202652/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

Op 3 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 oktober 2020 een aanvraag van twee vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 21 juli 2021 ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 april 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om de gevraagde mvv binnen twee weken te verlenen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Dit is gedaan omdat de termijn voor het indienen van grieven nog niet was verstreken. De voorzieningenrechter heeft bij wijze van ordemaatregel de werking van de uitspraak van de rechtbank opgeschort, totdat er een uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris.

De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2022, en is vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, met mr. M.W. Schippers als griffier.

Uitspraak

202202652/2/V3.
Datum uitspraak: 3 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 april 2022 in zaak nr. 21/3835 in het geding tussen:
[vreemdeling A] en [vreemdeling B]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdelingen om hun een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 juli 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om de vreemdelingen binnen twee weken na verzending van de uitspraak de gevraagde mvv te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Alleen al omdat de termijn voor het indienen van grieven in dit geval nog niet is verstreken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat die termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de werking van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 19 april 2022 in zaak nr. 21/3835, wordt opgeschort zolang geen uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2022
873