ECLI:NL:RVS:2022:1268
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting naar Afghanistan
Op 2 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 9 augustus 2021 afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 14 maart 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet naar Afghanistan voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Afghanistan een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Desondanks heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat er op dat moment geen grond was om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zou worden vernietigd. Het verzoek van de vreemdeling is dan ook afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan op 2 mei 2022, en de voorzieningenrechter in deze zaak was mr. H.J.M. Baldinger, bijgestaan door griffier mr. H. Vonk.