ECLI:NL:RVS:2022:1253
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdelingen met risico op vervolging bij terugkeer naar Iran
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 22 januari 2021 hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 december 2020 besloten om de aanvragen van de vreemdelingen af te wijzen. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdelingen ongegrond, waarop zij in hoger beroep gingen, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, advocaat te Apeldoorn.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:93) overwogen dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of vreemdelingen die als afvallig of atheïstisch worden beschouwd, bij terugkeer naar Iran een risico lopen op vervolging of onmenselijke behandeling. In deze zaak heeft de staatssecretaris de afvalligheid van de vreemdelingen geloofwaardig geacht, wat betekent dat er opnieuw onderzoek moet worden gedaan naar de risico's die de vreemdelingen lopen bij terugkeer naar Iran.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van 15 december 2020 vernietigd. De staatssecretaris moet nu opnieuw beslissen op de aanvragen van de vreemdelingen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.