ECLI:NL:RVS:2022:1245

Raad van State

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
202200006/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 augustus 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 7 december 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de staatssecretaris het asielrelaas van de vreemdeling niet geloofwaardig achtte. De vreemdeling had op belangrijke punten in zijn asielrelaas summier, onsamenhangend en soms tegenstrijdig verklaard. Bovendien waren de verklaringen van de vreemdeling over zijn vrees voor de Black Axe gebaseerd op aannames en niet overtuigend. De vreemdeling heeft ook niet kunnen aantonen dat hij geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten in zijn land van herkomst.

Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

Uitspraak

202200006/1/V3.
Datum uitspraak: 28 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 7 december 2021 in zaak nr. NL21.13281 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 7 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de staatssecretaris niet ten onrechte het asielrelaas van de vreemdeling over de problemen met Elhadji en de Black Axe niet geloofwaardig heeft geacht. Daarbij is van belang dat de vreemdeling in hoger beroep niet heeft kunnen wegnemen dat hij op belangrijke punten in zijn asielrelaas summier, onsamenhangend en soms tegenstrijdig heeft verklaard. Daarnaast berusten de verklaringen van de vreemdeling dat hij vreest voor de Black Axe op aannames en zijn zij niet overtuigend. Tot slot heeft de vreemdeling niet aannemelijk gemaakt dat hij geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten.
2.       Dit oordeel hoeft verder niet te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift voor het overige geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2022
872