ECLI:NL:RVS:2022:1191
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
Op 25 april 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 16 april 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 28 juni 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G. van Reemst, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De zaak draaide om de beoordeling van de risico's die afvalligen en atheïsten lopen bij terugkeer naar Iran. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris beter moest onderzoeken of de vreemdeling, van wie de afvalligheid of het atheïsme geloofwaardig was geacht, bij terugkeer naar Iran een risico liep op vervolging of onmenselijke behandeling. De Afdeling oordeelde dat de vijfde grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van de staatssecretaris werd ook vernietigd. De staatssecretaris werd verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.