ECLI:NL:RVS:2022:1114
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 4 mei 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. Op 27 mei 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 april 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, betrof het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië. De Afdeling heeft in eerdere uitspraken van 13 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1042 en ECLI:NL:RVS:2022:1043) deze rechtsvraag al beantwoord. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grief van de vreemdeling slaagt, wat betekent dat het hoger beroep gegrond is.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard. Het besluit van de staatssecretaris van 4 mei 2021 is vernietigd. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.