ECLI:NL:RVS:2022:1093

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
202104721/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod opgelegd door burgemeester Utrecht na meldingen van geweld door appellant tegen ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 21 mei 2021 het beroep van [appellant] tegen een huisverbod ongegrond verklaarde. De burgemeester van Utrecht had op 29 april 2021 een huisverbod opgelegd aan [appellant] voor een periode van tien dagen, na meldingen van geweld door hem tegen zijn 90-jarige ouders. Een zorgmedewerker had op 28 april 2021 gezien dat [appellant] zijn moeder in het gezicht spuugde, wat leidde tot gesprekken met de broers en zussen van [appellant]. Deze hebben vervolgens de sloten van het huis vervangen, wat [appellant] woedend maakte. De burgemeester baseerde het huisverbod op het risicotaxatie-instrument huiselijk geweld (RiHG), dat aangaf dat er signalen waren van gewelddadig gedrag van [appellant]. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de ouders, waardoor de burgemeester bevoegd was om het huisverbod op te leggen. In hoger beroep herhaalde [appellant] zijn eerdere gronden, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de burgemeester op een redelijke wijze gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid.

Uitspraak

202104721/1/A3.
Datum uitspraak: 13 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden­Nederland (hierna: de rechtbank) van 21 mei 2021 in zaak nr. C/16/521442 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2021 heeft de burgemeester [appellant] voor een periode van tien dagen een huisverbod opgelegd.
Bij mondelinge uitspraak van 21 mei 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.P. Seger, advocaat te Loenen aan de Vecht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A. Erdogan, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] woonde bij zijn ouders. Zij zijn ongeveer 90 jaar oud en hebben meerdere medische problemen. Een zorgmedewerker van de ouders zou op 28 april 2021 hebben gezien dat [appellant] zijn moeder in het gezicht spuugde. De zorgmedewerker heeft dit besproken met de broers en zussen van [appellant]. Die hebben daarop met de ouders gesproken en de ouders hebben toen gezegd dat ze jarenlang mishandeld werden door [appellant]. De broers en zussen hebben daarna de sloten van het huis vervangen. Toen [appellant] daar op 29 april 2021 achter kwam, heeft hij geschreeuwd, gedreigd en tegen de deur getrapt. De politie en Veilig Thuis zijn ter plaatse geweest.
2.       De burgemeester heeft [appellant] een huisverbod opgelegd op basis van het risicotaxatie-instrument huiselijk geweld (hierna: RiHG) van 29 april 2021. Volgens het RiHG waren er signalen dat [appellant] gewelddadig was naar zijn ouders en de veiligheid van zijn ouders onvoldoende gewaarborgd zou zijn als er geen huisverbod opgelegd zou worden.
De aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft overwogen dat op grond van de melding van de zorgmedewerker, de verklaringen van de ouders van [appellant] en het gedrag van [appellant] zelf voldoende aannemelijk is dat sprake was van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de ouders van [appellant]. De burgemeester was dus bevoegd om een tijdelijk huisverbod op te leggen. Daarnaast was ook de belangenafweging door de burgemeester redelijk en mocht hij op basis daarvan tot de conclusie komen dat het opleggen van een huisverbod nodig was. De rechtbank heeft het beroep daarom ongegrond verklaard.
Het hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het besluit tot de oplegging van een huisverbod in stand heeft gelaten. Het besluit is volgens hem niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
4.1.    [appellant] heeft in hoger beroep de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd herhaald. De rechtbank is gemotiveerd ingegaan op de naar voren gebrachte beroepsgronden en heeft deze verworpen. [appellant] heeft niet concreet toegelicht waarom het oordeel van de rechtbank onjuist is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester bevoegd was een huisverbod op te leggen en op een redelijke wijze gebruik heeft gemaakt van die bevoegdheid. Het aangevoerde geeft daarom geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2022