202104721/1/A3.
Datum uitspraak: 13 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank MiddenNederland (hierna: de rechtbank) van 21 mei 2021 in zaak nr. C/16/521442 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2021 heeft de burgemeester [appellant] voor een periode van tien dagen een huisverbod opgelegd.
Bij mondelinge uitspraak van 21 mei 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.P. Seger, advocaat te Loenen aan de Vecht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A. Erdogan, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] woonde bij zijn ouders. Zij zijn ongeveer 90 jaar oud en hebben meerdere medische problemen. Een zorgmedewerker van de ouders zou op 28 april 2021 hebben gezien dat [appellant] zijn moeder in het gezicht spuugde. De zorgmedewerker heeft dit besproken met de broers en zussen van [appellant]. Die hebben daarop met de ouders gesproken en de ouders hebben toen gezegd dat ze jarenlang mishandeld werden door [appellant]. De broers en zussen hebben daarna de sloten van het huis vervangen. Toen [appellant] daar op 29 april 2021 achter kwam, heeft hij geschreeuwd, gedreigd en tegen de deur getrapt. De politie en Veilig Thuis zijn ter plaatse geweest.
2. De burgemeester heeft [appellant] een huisverbod opgelegd op basis van het risicotaxatie-instrument huiselijk geweld (hierna: RiHG) van 29 april 2021. Volgens het RiHG waren er signalen dat [appellant] gewelddadig was naar zijn ouders en de veiligheid van zijn ouders onvoldoende gewaarborgd zou zijn als er geen huisverbod opgelegd zou worden.
De aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van de melding van de zorgmedewerker, de verklaringen van de ouders van [appellant] en het gedrag van [appellant] zelf voldoende aannemelijk is dat sprake was van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de ouders van [appellant]. De burgemeester was dus bevoegd om een tijdelijk huisverbod op te leggen. Daarnaast was ook de belangenafweging door de burgemeester redelijk en mocht hij op basis daarvan tot de conclusie komen dat het opleggen van een huisverbod nodig was. De rechtbank heeft het beroep daarom ongegrond verklaard.
Het hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het besluit tot de oplegging van een huisverbod in stand heeft gelaten. Het besluit is volgens hem niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
4.1. [appellant] heeft in hoger beroep de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd herhaald. De rechtbank is gemotiveerd ingegaan op de naar voren gebrachte beroepsgronden en heeft deze verworpen. [appellant] heeft niet concreet toegelicht waarom het oordeel van de rechtbank onjuist is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester bevoegd was een huisverbod op te leggen en op een redelijke wijze gebruik heeft gemaakt van die bevoegdheid. Het aangevoerde geeft daarom geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2022