ECLI:NL:RVS:2022:1048
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 12 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 2 februari 2022 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 3 maart 2022 de zaak ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd ingegaan op de klachten van de vreemdeling. De vreemdeling stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij om economische redenen Algerije had verlaten en pas na zijn vertrek vreesde voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vreemdeling zijn vrees onvoldoende had onderbouwd. Ook het feit dat de vreemdeling na zijn vertrek uit Algerije door verschillende Europese landen had gereisd zonder daar om internationale bescherming te vragen, werd als relevant beschouwd.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 april 2022.