ECLI:NL:RVS:2022:1031

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
202201002/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 27 januari 2022 uitspraak deed in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 11 mei 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Roelofsen, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 april 2022 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Echter, de Afdeling constateert dat de aangevallen uitspraak de beslissing van de rechtbank niet vermeldt, wat in strijd is met de wet. Dit leidt tot de conclusie dat de uitspraak van de rechtbank voor vernietiging in aanmerking komt.

De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het beroep van de vreemdeling daarbij niet ongegrond is verklaard. De Afdeling doet hetgeen de rechtbank had behoren te doen en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 april 2022.

Uitspraak

202201002/1/V2.
Datum uitspraak: 7 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 januari 2022 in zaak nr. NL21.8818 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Op 27 januari 2022 heeft de rechtbank op het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep uitspraak gedaan.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Roelofsen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling overweegt ambtshalve dat de aangevallen uitspraak de beslissing van de rechtbank niet vermeldt. De aangevallen uitspraak is derhalve in strijd met artikel 8:77, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb en komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, doch uitsluitend voor zover de rechtbank daarbij heeft nagelaten het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 11 mei 2021 ongegrond te verklaren. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling dit beroep alsnog ongegrond verklaren.
4.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 januari 2022 in zaak nr. NL21.8818 voor zover het beroep van de vreemdeling daarbij niet ongegrond is verklaard;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.      bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Verheij
voorzitter
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2022
307-979