ECLI:NL:RVS:2021:988

Raad van State

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
202102350/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten inzake omgevingsvergunning voor het vellen van bomen in Dordrecht

Op 12 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een geschil tussen verzoekers, beiden wonend te Dordrecht, en het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een besluit van 22 juli 2020, waarbij aan de Islamitische Stichting Nederland Mevlana Dordrecht een omgevingsvergunning is verleend voor het vellen van vier esdoorns en een appelboom op de locatie Vest 118 te Dordrecht. Dit besluit was onderworpen aan een herplantplicht voor vijf bomen van de soort Acer platanoides.

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stellen dat het advies van Stadsbeheer, dat aan het besluit ten grondslag ligt, niet deugdelijk is. De rechtbank Rotterdam heeft op 7 april 2021 het beroep van verzoekers ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep hebben ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 29 april 2021 is de rapportage van een deskundige besproken, die de meerstammige esdoorns als ecologisch waardevol beschouwt en stelt dat het advies van Stadsbeheer onterecht is.

De voorzieningenrechter heeft, na het horen van de partijen en het bestuderen van de rapportage van de deskundige, geoordeeld dat de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht van 22 juli 2020 en 4 maart 2021, voor zover deze betrekking hebben op de meerstammige esdoorns, geschorst moeten worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bomen een direct gevaar opleveren en dat er geen aanleiding is om de bomen te kappen voordat er een uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

202102350/2/R3.
Datum uitspraak: 12 mei 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], beiden wonend te Dordrecht,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 7 april 2021 in zaak nrs. 21/1355 en 21/1354 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2020 heeft het college aan Islamitische Stichting Nederland Mevlana Dordrecht een omgevingsvergunning verleend voor het vellen of doen vellen van vier esdoorns en een appelboom op de locatie Vest 118 te Dordrecht, onder het voorschrift van een herplantplicht voor vijf bomen van de soort Acer platanoides met een plantmaat van 18-20.
Bij besluit van 4 maart 2021 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 april 2021 heeft de rechtbank het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] hebben een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 april 2021, waar [verzoekers], bijgestaan door [deskundige], en het college, vertegenwoordigd door mr. P.J. van Bruggen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is ter zitting Islamitische Stichting Nederland Mevlana Dordrecht als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Op 26 mei 2020 heeft [persoon A], namens het bestuur van Islamitische Stichting Nederland Mevlana Dordrecht, een aanvraag ingediend voor onder andere het kappen van een groep esdoorns op het achterterrein van de moskee aan de Spuihaven, tegen de erfgrens van het buurpand Vest 120.
3.       De groep esdoorns bestaat uit drie bomen met vermoedelijk vijf stammen. De esdoorns zijn ruim 60 jaar oud. Twee bomen zijn meerstammig. Het verzoek ziet alleen op deze bomen en niet op de middelste esdoorn met één stam. De diameters van de twee meerstammige bomen zijn 25 tot 30 cm en de esdoorns zijn met klimop overwoekerd.
4.       Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de meerstammige esdoorns niet gehandhaafd kunnen blijven vanwege de reconstructie van het terrein waarop de bomen staan. Dit standpunt is onderbouwd met een advies van Stadsbeheer van 17 juli 2020 en een daaraan ten grondslag liggende beoordelingstabel.
5.       [verzoekers] hebben de "Rapportage groep esdoorns Vest 118" overgelegd. Deze rapportage is opgesteld door [deskundige], die de voorzieningenrechter deskundig acht vanwege zijn professionele kennis en ervaring als boomverzorger, docent boomverzorging en voormalig contactpersoon van de Bomenstichting.
6.       In de rapportage van [deskundige] staat dat de meerstammige esdoorns markant, beeldbepalend en ecologisch zeer waardevol zijn. [deskundige] concludeert dat in het advies van Stadsbeheer ten onrechte staat dat de bomen niet gehandhaafd kunnen blijven. Volgens [deskundige] kan dit wel, omdat de groep esdoorns geen belemmering vormt voor de reconstructie van het overgrote deel van het terrein of voor het aanbrengen van beschoeiing. Ook is volgens hem niet aannemelijk dat de esdoorns schade zullen veroorzaken aan de moskee doordat de stammen zullen omvallen. [deskundige] stelt in zijn rapportage dat de esdoorns in een volwassen stadium verkeren. Met de geringe jaarlijkse diktegroei van deze bomen is het volgens hem dan ook niet aannemelijk dat de stammen elkaar door diktegroei weg zullen drukken en kunnen omvallen.
7.       [verzoekers] stellen dat met de kritiek van [deskundige] is aangetoond dat het advies van Stadsbeheer niet aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd.
8.       De voorzieningenrechter ziet in de rapportage van [deskundige] en zijn toelichting ter zitting aanleiding om de besluiten van het college van 22 juli 2020 en 4 maart 2021 te schorsen, voor zover deze besluiten betrekking hebben op de meerstammige esdoorns. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college vooralsnog niet aannemelijk heeft gemaakt dat de conclusies van [deskundige] onjuist zijn. Ook is niet gebleken dat de bomen direct gevaar opleveren, bijvoorbeeld door het risico van omvallen, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat met het eventueel kappen van de bomen niet kan worden gewacht op een uitspraak in de bodemprocedure.
9.       De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
10.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht van 22 juli 2020, kenmerk D-20-2069379, en 4 maart 2021, kenmerk 2020-0110713, voor zover deze besluiten betrekking hebben op de meerstammige esdoorns op het achterterrein van de moskee aan de Spuihaven te Dordrecht;
II.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht van [verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 270,00 (zegge: tweehonderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2021
646