ECLI:NL:RVS:2021:935

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
202102221/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 29 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingediend. De vreemdelingen, die asiel hebben aangevraagd, waren in beroep gegaan tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 4 maart 2021 besloten om de aanvragen af te wijzen. De rechtbank Den Haag had op 31 maart 2021 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep hebben ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2021.

Uitspraak

202102221/2/V3.
Datum uitspraak: 29 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 31 maart 2021 in zaak nr. NL21.3417 en NL21.3418 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 maart 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om aan hen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 31 maart 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Van Eck
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2021
722