ECLI:NL:RVS:2021:934
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot beëindiging opvang
Op 29 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 februari 2021 was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 20 april 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de staatssecretaris van plan was de opvang van de vreemdeling per 29 april 2021 te beëindigen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, aangezien de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet waren ontvangen, het noodzakelijk was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de voorgenomen beëindiging van de opvang op 29 april 2021 achterwege moet blijven. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 534,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand verleend door een derde.
Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, hoewel de voorzieningenrechter verhinderd was om de uitspraak zelf te ondertekenen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in afwachting van een definitieve uitspraak in hun zaak.